Onderstaand artikel is een bewerkte en ingekorte versie van Evert Leeflang zijn bijdrage aan de studiedag ‘Met de mond vol toekomst staan’.
Ik heb me altijd afgevraagd of de kinderbijbel nou zo’n goed idee was. Natuurlijk, voor een bepaalde fase in het leven is het een zegen, maar daarna? Laatst liep ik weer tegen die vraag aan. Ik wist al van de bekende ‘kinderbijbelmisvattingen’, zoals dat er per se drie wijzen op bezoek kwamen bij Jezus of een gezellige ark met lachende leeuwen, terwijl de wereld vergaat. Wat ik minder scherp had is dat de kinderbijbel je laat denken dat het boek Daniël eindigt nadat Daniël uit de leeuwenkuil is gered. En die misvatting maakt dat we Daniël gaan lezen zoals het niet gelezen wil worden.
Stralen als sterren
Om duidelijk te maken wat ik bedoel stappen we even terug en staan stil bij een hoofdthema uit het boek: de wijze. In Daniël 12:3 wordt een bijzonder beeld voor de ‘wijze’ of ‘verstandige’ gebruikt:
En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel,
(NBG51)
en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos.
De ‘verstandigen’ zijn de voorbeeldgelovigen van het boek Daniël. Wijs zijn en inzicht hebben is waar het in het boek voor een belangrijk deel om draait (vgl. 9:13; 9:22, 11:33, 12:10). Daarom worden Daniël en zijn vrienden ook neergezet als degenen met het grootste inzicht van allemaal (1:4; 1:17; 5:11-14). Wie in ballingschap zit heeft behoefte aan inzicht, aan wijsheid. Het leven is namelijk ingewikkeld en ondoorzichtig. De verkeerde mensen zijn aan de macht en van God is soms zo weinig te zien. Dan is onderscheidingsvermogen onmisbaar. Wijsheid voorziet daarin. De wijzen ‘brengen gerechtigheid’, zoals ons vers stelt. Zij schijnen hemels licht op de zaak, zodat Gods orde in de situatie kan komen.
Cruciaal natuurlijk, maar niet vanzelfsprekend. En dat komt door dat al genoemde lezersprobleem bij dit boek.
Verhalen en visioenen
Vaak worden namelijk de verhalen van Daniël 1-6 en de ingewikkelde apocalyptische visioenen van Daniël 7-12 uit elkaar gehaald. Het eerste deel leest iedereen, maar het tweede deel is alleen voor de waaghalzen onder ons. En dat is letterlijk – om het pleonastisch te zeggen – onwijs onverstandig. Een sleutel tot het verstaan van het boek is dat de twee delen bij elkaar horen. Je moet de verhalen lezen in het licht van de visioenen en de visioenen in het licht van de verhalen. Dat is ook precies wat wijsheid doet: wijzen brengen het apocalyptische in de verhalen van het gewone menselijke leven (hoofdstuk 1-6) en brengen het gewone menselijke leven in de apocalyptiek (hoofdstuk 7-12).
Wat ik bedoel wordt duidelijk uit het optreden van de hoofdpersoon: Daniël.
Schilderij: John Martin – Belshazzar’s Feast (1820)
© Yale Center for British Art, Paul Mellon Collection
Licht brengen
Het bovenstaande schilderij van de Britse schilder John Martin (1789-1854) schetst indringend wat er gebeurt als apocalyptiek het dagelijks leven raakt. Let op de verwarring en paniek bij de machthebbers en bezweerders aan het hof als het schrift op de wand verschijnt (klik hier voor een grotere versie). Daartegenover staat Daniël die met zijn uitleg licht laat schijnen en zo helderheid verschaft. En zo doet hij dat niet alleen hier (Daniël 5), maar ook bij de dromen van de koning (Daniël 2 en 4). Dat is wijsheid: het hemelse perspectief op de aardse zaken geven. En dat niet van de buitenwereld afgeschermd, maar juist middenin het dagelijks leven en de samenleving.
Vandaag dromen onze koningen nog steeds. En onze tijdgenoten zitten vol met ideeën, idealen en ideologieën. En die vragen om duiding. Want niet alleen de Bijbel, maar ook de wereld moet uitgelegd worden. Of het nu gaat om wat welvaart werkelijk is, hoe bang we werkelijk voor migratie moeten zijn of wat werkelijk technologische vooruitgang is. Daniël inspireert ons om daarin ‘apocalyptisch’ aanwezig te zijn. Dat is onthullend (apocalyps betekent ‘onthulling’) aanwezig te zijn. Rond te lopen als een ster – als mensen met een hemelse glans.
Licht ontvangen
Wie licht wil verspreiden moet zelf in het licht staan. En dan blijf je als gelovige niet buiten schot. Dus als Daniël in het tweede deel van het boek zijn visioenen ontvangt gebeurt er dit:
‘Hier eindigt mijn verslag. Wat mij, Daniël, betreft, mijn gedachten brachten mij geheel in verwarring en ik werd bleek; ik bewaarde wat ik gezien had in mijn hart.’
Daniël 7:28, NBV21
Waar eerst de bezweerders in verwarring waren is Daniël dat nu! En niet voor het laatst in het tweede deel van het boek: telkens is hij verbijsterd, onzeker of valt hij in onmacht (vgl. 8:27; 10:8-19). Het toont zijn blijvende afhankelijkheid, onwetendheid en ontzag voor God terwijl hij iets geopenbaard krijgt. De openbaring maakt hem niet zekerder, maar afhankelijker.
En zo komt het menselijke in het apocalyptische. Wijzen zijn geen koele, afstandelijke bezweerders die onaangedaan de spotlight op de samenleving zetten. Ze worden bleek bij wat zien. En ze zijn ook geen zelfverzekerde eindtijdpredikers die met hun scenario’s precies weten hoe het allemaal gaat gebeuren. Zulke zekerheid maakt juist blind. De lakmoesproef voor een eindtijdprediker is hoeveel er van Daniël 10 in haar of hem te herkennen is. Als wij wijzen willen zijn, bewaren we de onthulling als een geheimenis in ons hart, om in afhankelijkheid te overdenken wat dit voor vandaag betekent. Zo zijn we stralende sterren – met een licht dat niet van onszelf, maar van de hemel komt.