In Johannes 6 zegt Jezus dat Hij het brood is dat leven geeft. Wat bedoelt Hij precies met deze woorden? Hoe begreep Jezus’ originele publiek deze woorden? Metta Wierenga onderzocht de betekenis van brood in het Oude en Nieuwe Testament en ontdekte de cruciale keuze waar Jezus ons hier mee confronteert.
Een tijdje terug zag ik een kop in de krant ‘Aan die broodmaaltijden kan ik maar niet wennen’. De zin kwam uit de mond van iemand die naar Nederland was geëmigreerd. Ze had het hier erg naar haar zin, maar die broodmaaltijd…
Heel anders dan de meeste Nederlanders. Ik zit tussen de middag met mijn collega’s bij het Evangelisch College uit broodtrommeltjes te lunchen. Een enkeling heeft iets anders bij zich dan de bekende bammetjes, maar het gros heeft toch echt thuis brood gesmeerd en meegenomen. Brood speelt in Nederland een grote rol, maar dat is dus niet overal en voor iedereen zo gewoon.
Brood in de Bijbel
Als Jezus zegt dat Hij het brood is dat leven geeft, waar moeten we dan aan denken? Waar zouden zijn eerste hoorders aan gedacht hebben toen Hij deze woorden zei? En waarom noemt Hij zich nu juist brood, en geen ander soort voedsel?
In het Oude Testament komen we brood de eerste keer tegen in Genesis 3. Adam en Eva hebben net van de verboden boom gegeten en God zegt tegen Adam: “Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen.” Na hun ongehoorzaamheid kunnen hij en Eva alleen brood op tafel krijgen met bloed, zweet, en tranen. Het Hebreeuwse woord dat hier gebruikt wordt, is ‘lechem’. Dit wordt terecht vertaald met brood, maar het heeft ook een bredere betekenis, als voedsel. Door de vloek zal de mens het eten niet komen aanwaaien, maar hij moet voor al het voedsel moeite doen.
Als het volk Israël is bevrijd uit Egypte, zoals we lezen in het boek Exodus, dan krijgen ze honger. Ze klagen, en logisch toch, met zo’n grote groep mensen in de woestijn. In Exodus 16 reageert de HEER op zo’n klacht, en Hij zei tegen Mozes:
4Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uit gaan om net zo veel te verzamelen als ze voor die dag nodig hebben. Daarmee stel Ik hen op de proef: Ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden. (NBV21)
Dat ‘brood’, dat God uit de hemel laat regenen, is ook een vertaling van het woord ‘lechem’. En ook hier is de brede betekenis van voedsel op zijn plaats, want er vallen geen broden uit de hemel, zoals wij die kennen, of bijvoorbeeld Libanees platbrood, zoals brood er in de Bijbel waarschijnlijk uit zag. Nee, brood uit de hemel, zo lezen we even verderop in Exodus 16, leek op korianderzaad, maar dan wit en het smaakte als honingkoek.
Als we naar het Nieuwe Testament gaan, zien we wat Jezus zijn leerlingen leert bidden: Geef ons heden ons dagelijks brood, in het Grieks ‘artos’. Dat brood heeft dezelfde brede betekenis als in het Oude Testament. Als je bidt om brood, dan vraag je God om zorg voor al je voeding. Het Griekse woord ‘artos’ kan net zoals het Hebreeuwse ‘lechem’ zowel voor brood als voor voedsel staan.
Jezus, het brood tussen leven en dood
Als we het Onze Vader bidden, zeggen we daarmee eigenlijk dat we van God afhankelijk zijn voor al ons voedsel. Zonder voeding immers geen leven. Maar Jezus leert zijn leerlingen niet alleen om dagelijks brood te bidden. Hij zegt in Johannes 6 dat Hij zelf het brood ís dat leven geeft. Niet alleen voor wat er dagelijks op tafel staat, zijn we afhankelijk van God om te blijven leven, maar dat zijn we ook van zijn zoon Jezus als Persoon.
Voordat we de passage lezen waarin Jezus zegt, dat Hij het brood is dat leven geeft, noem ik eerst even wat er vooraf aan die uitspraak is gebeurd.
Jezus heeft ongeveer 5000 mensen van brood voorzien met maar vijf gerstebroden en twee vissen. Brood en vis gaan rond, iedereen heeft meer dan genoeg, en er zijn twaalf manden met brood over. Vreemd dat er niks staat over de vis, was die wel allemaal op gegaan? Het kan ook zijn, dat hier weer de brede betekenis van het woord ‘brood’ wordt gebruikt, en dat er twaalf maanden met voedsel (brood én vis) over zijn. Hoe het ook zij, duizenden mensen zijn verzadigd met dit bijzondere voedsel, en er is over!
Vlak daarna lopen diezelfde mensen Jezus achterna en vragen Hem het volgende:
30‘Welk teken kunt U verrichten? Als we iets zien zullen we in U geloven. Wat kunt U doen? 31Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.'”
32Maar Jezus zei: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; Hij geeft u het ware brood uit de hemel. 33Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’
34‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen.
35‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’ (NBV21)
De mensen die net hun buik rond hebben gegeten, vragen Jezus dus om een teken. Ze beginnen zelf over het manna dat Mozes gaf. Dat bijzondere verhaal kennen ze natuurlijk. Jezus corrigeert hen: destijds gaf Mozes dat voedsel niet, maar God zélf. En nu, zegt Hij, geeft God opnieuw voedsel, voedsel dat je leven redt. Niet toen en daar, maar hier en nu, staat Brood voor jullie neus. Het noodzakelijke voedsel om niet dood te gaan maar te leven, daar praat je mee. Voedsel dat God nu uit de hemel geeft, dat is Jezus zelf.
Zonder Hem geen leven, want zonder voedsel ga je dood. Jezus is het verschil tussen leven en dood.
Het brood Jezus is geen bijgerecht. Zonder Hem geen leven, want zonder voedsel ga je dood. Jezus is het verschil tussen leven en dood. Hij nodigt je dus niet uit om Hem af en toe te eten als een boost voor je geloof, of als een kers op je geestelijke taart. Het is Hem eten of bij Hem weglopen, zoals velen doen na dit gesprek. Alleen door Jezus te eten blijf je leven, zegt Hij hier. Hij is het noodzakelijke voedsel om te leven.
Jezus wil dus duidelijk maken dat je voor leven, het ware leven, compleet van Hem afhankelijk bent, net zoals we voor ons fysieke bestaan compleet afhankelijk zijn van het voedsel dat onze Vader in de hemel ons geeft.
Jezus als voedsel: een mysterie van volheid in Hem
Hoe eet je Hem dan? Hij zegt zelf in vers 54: Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik blijf in hem of haar, dat is eeuwig leven. Het is zijn mysterieuze woorden, en het is ergens ook een mysterie. Maar wat is onze bijdrage aan dat mysterie? Wat kun jij zelf dan doen om door God gevoed te worden? Lees het hele evangelie eens met die vraag. Johannes geeft meerdere hints, zoals tot God bidden in Geest en waarheid, in Hem blijven als een rank aan de wijnstok door overgave en gehoorzaamheid. Want Jezus als voedsel is leven in al zijn volheid in Hem!
Deze overdenking, geschreven door Metta Wierenga, is gemaakt voor het programma Levenswoorden op Groot Nieuws Radio, waar het Evangelisch College wekelijks aan bijdraagt. De overdenking maakt deel uit van de serie IK BEN-uitspraken in het Johannesevangelie.