Curriculum

De 2-jarige Jongerenwerkersopleiding is opgebouwd uit 12 modules (8 modules met elk 4 lesdagen en 4 kleinere modules met elk 2 lesdagen) en wordt cyclisch aangeboden: het ene jaar worden de modules van Jaar A verzorgd, het jaar daaropvolgend de modules van Jaar B.

In de eerste fase van elk studiejaar vindt er differentiatie plaats tussen eerste- en tweedejaars studenten. Daarna worden beide groepen samengevoegd en worden de resterende modules gezamenlijk gevolgd. Hierdoor is instromen elk jaar mogelijk.

Jaar A (2022-2023)

ModuleLesdagen
Introductie: De opleiding en het vak jongerenwerk (1e-jaars studenten)
Identiteit van de jongerenwerker: Ik en mijn rol in het team (2e-jaars studenten)
2
Jongeren begrijpen: Hun cultuur en ontwikkeling (1e-jaars studenten)
Jongerenpastoraat: Jongeren met problemen (2e-jaars studenten)
4
Leiders: Visie, beleid en projectmanagement4
Missionair Werk: Daden4
Straatwerk: De dynamiek van de straatcultuur2
Leren geloven: Geloofsontwikkeling, didactiek en inhoud4
Totaal20

Jaar B (2023-2024)

ModuleLesdagen
Introductie: De opleiding en het vak jongerenwerk (1e-jaars studenten)
Identiteit van de jongerenwerker: Ik en mijn rol in het team (2e-jaars studenten)
2
Jongeren begrijpen: Hun cultuur en ontwikkeling (1e-jaars studenten)
Jongerenpastoraat: Jongeren met problemen (2e-jaars studenten)
4
Leiders: Vrijwilligers begeleiden en trainen4
Missionair Werk: Woorden4
Intercultureel werken: Cultuur, geloof en communicatie2
Vieren: (S)preken, vertellen en presenteren4
 Totaal20

Overzicht inhoud modules

Introductie: De opleiding en het vak jongerenwerk

Het introductieweekend en de eerste lesdag van het studiejaar staan in het teken van kennismaken met elkaar en met de opleiding. Elke student verzorgt een presentatie van zichzelf aan de hand van een concrete opdracht.

Identiteit van de jongerenwerker: Ik en mijn rol in het team

In het introductieweekend en de eerste lesdag van het studiejaar krijg je als tweedejaars student meer inzicht in je eigen persoonlijkheid in relatie tot het samenwerken met anderen. Dit gebeurt d.m.v. de DISC-test en door aandacht te besteden aan teamrollen. Ook is er een serie lessen over onze identiteit in Christus.

Jongeren begrijpen: Hun cultuur en ontwikkeling

‘Een goede jongerenwerker houdt van jongeren.’ In deze module vergroot de jongerenwerker zijn kennis van de ontwikkeling van jongeren en van de jongerencultuur. Hij analyseert de relatie tussen jongerencultuur, Bijbel en kerk. De randvoorwaarden om met jongeren te werken: de wereld waarin ze leven en de ontwikkelingen die ze doormaken. Door de context van de hedendaagse jongerenwereld helder te krijgen, wordt de basis voor alle volgende modules gelegd.

Resultaat:

Aan het eind van de module heeft de student:

  • Inzicht in de leef- en belevingswereld van de jongeren waarmee hij werkt;
  • Een analyse gemaakt van waarom en hoe het jongerenwerk in zijn eigen gemeente wel of niet in staat is hedendaagse jongeren te bereiken;
  • Inzicht in zijn eigen positie ten opzichte van de jongerencultuur.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • De wereld waarin jongeren opgroeien: media, school, vrije tijd, hypes en trends;
  • De invloed van peergroup, idolen en subculturen;
  • Media en marketing: methodes en de toepassing hiervan in het jongerenwerk;
  • Visies op de relatie tussen het christelijk geloof en de cultuur;
  • De rol van gezin en gezinsstructuur;
  • Generaties: kenmerken en conflicten;
  • Kinderen en jongeren: identiteits-, biologische, morele, emotionele en seksuele ontwikkeling.

Je krijgt antwoord op vragen als:

  • Hoe komt het dat marketing zoveel invloed heeft op de jongeren(cultuur)?
  • Hoe ziet hun wereld op school, thuis, op internet en in vriendengroepen eruit?
  • Hoe kan ik in hun wereld van betekenis zijn?
  • Wanneer gaan tieners de mening van hun ouders loslaten en hun eigen mening vormen?
  • Wat gebeurt er in de hersenen van jongeren en wat betekent dit voor wat ze wanneer wel en niet kunnen?
  • Welke effecten hebben de fysieke en seksuele ontwikkeling op het gedrag en de houding van jongeren?

De module omvat naast lessen ook cool hunting (onderdompeling in de straatcultuur), intervisie, casuïstiek en didactische- en presentatievaardigheden. Je maakt als eindproduct van deze module een vertaalslag naar je eigen context en de jongeren waarmee jij werkt.

Jongerenpastoraat: Jongeren met problemen

Elke jongerenwerker zal in contact komen met jongeren met problemen. In deze module verdiept de student zich in de meest voorkomende problematieken en de aanpak hiervan.

Resultaat:

De jongerenwerker weet hoe de meest voorkomende problemen bij jongeren ontstaan en hoe hij in het jongerenwerk kan handelen om deze problemen mogelijk te voorkomen, jongeren te helpen en hen adequaat door te verwijzen.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • Specifieke thema’s/problemen: o.a. psychische problemen, rouw, echtscheiding, occultisme, identiteit, (homo)seksualiteit, verslaving, lijden, hoop, e.a.;
  • Pastoraat en hulpverlening;
  • Je eigen visie, houding, vaardigheden en grenzen;
  • Gezinssystemen;
  • Opzetten van goed jeugdpastoraat (beleid/aanpak);
  • Voeren van pastorale gesprekken/gesprekstechnieken.

Je krijgt antwoord op vragen als:

  • Met wat voor problemen hebben jongeren te maken?
  • Wat kan je voor een jongere betekenen en waar liggen je eigen grenzen?
  • Wat is er nodig voor een goed gesprek of traject waarin de jongere echt verder geholpen wordt?
  • Wat zijn de verschillen tussen pastoraat en professionele hulpverlening en hoe ga je daar goed mee om?

Deze module gaat over jongeren, maar ook over jezelf, je eigen ervaringen en je eigen grenzen in het helpen van jongeren. In de module bespreken we veel concrete praktijksituaties en werken we op verschillende manieren aan je gespreksvaardigheden.

Leiders: Visie, beleid en projectmanagement

Een inspirerende visie die omgezet wordt in een concreet beleidsplan, is de basis van elk goedlopend jongerenwerk. In deze module leert de student niet alleen hoe hij visie en beleid kan ontwikkelen, maar ook hoe hij zichzelf en zijn werk zo kan managen dat het beleid succesvol uitgevoerd kan worden.

Resultaat:

Aan het eind van de module heeft de student:

  • Meegewerkt aan het ontwikkelen van een visie- en beleidsplan voor het jongerenwerk van één van de studenten;
  • Een concreet plan voor het ontwikkelen van een visie- en beleidsplan voor zijn eigen jongerenwerk;
  • POP: inzicht in zijn eigen sterke en zwakke kanten met betrekking tot timemanagement, voorzitten, zelfmanagement en persoonlijke levensvisie.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • Verschillende visies op jongerenwerk;
  • Onderzoek doen, analyses en werkplannen maken;
  • Visie en missie;
  • Promotiestrategieën;
  • Begroten, omgaan met financiën;
  • Overtuigen en beïnvloeden: omgaan met weerstanden en creëren van draagvlak;
  • Samenwerken en vergaderen;
  • Timemanagement;
  • Wie jij bent als leider.

Je krijgt antwoord op vragen als:

  • Hoe maak je je droom concreet?
  • Hoe maak je anderen enthousiast en hoe krijg je ze mee?
  • Hoe sluit je aan bij de beginsituatie en hoe maak je een eerlijke analyse?
  • Wat doe je als je te maken krijgt met weerstanden?
  • Hoe bouw je een ondersteunend netwerk?
Leiders: Vrijwilligers begeleiden en trainen

Een groot deel van het werk van de jongerenwerker bestaat uit het leidinggeven aan vrijwillige medewerkers. In deze module leert de student om vrijwilligers te werven en hen te bieden wat zij nodig hebben aan toerusting, training, coaching, ondersteuning en stimulans om hun taken zo te doen dat zowel zijzelf als de jongeren er plezier in hebben en houden.

Resultaat:

Aan het einde van de module heeft de student een uitgewerkt plan voor het vrijwilligersbeleid in zijn eigen jongerenwerk. Dit plan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Beschrijving en analyse van de beginsituatie;
  • Zijn eigen visie op vrijwilligersbeleid;
  • Een wervingsplan, inclusief taakomschrijvingen en inwerkbeleid;
  • Een plan voor het inwerken, coachen en toerusten van vrijwillige medewerkers;
  • Een concrete training die samen met medestudenten is ontwikkeld;
  • Een beschrijving van zijn eigen profiel als leider, coach en trainer.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • Visie op (werken met) vrijwilligers: ontwikkelingen, waarden en uitgangspunten;
  • Vrijwilligersbeleid opstellen: functieprofielen, werving, begeleiding en ondersteuning;
  • Leiderschap: delegeren, situationeel leiderschap, conflicthantering en teambuilding;
  • Coaching en gesprekstechniek;
  • Trainen: trainingen ontwikkelen en geven.

Je krijgt antwoord op vragen als:

  • Waarin verschilt een moderne vrijwilliger van de traditionele vrijwilliger?
  • Hoe werf je vrijwilligers en hoe zorg je dat je ze houdt?
  • Hoe help je hen hun gaven en talenten te ontdekken en ontwikkelen?
  • Hoe zorg je goed voor vrijwilligers, wat hebben zij nodig?
  • Hoe ontwikkel en geef je een goede training?
  • Hoe word jij een goede coach?
Leren geloven: Geloofsontwikkeling, didactiek en inhoud

Het is niet vanzelfsprekend dat jongeren die in de kerk opgroeien ook christen worden. Veel kerken en gemeenten staan voor de vraag hoe zij het geloof het beste aan hun tieners kunnen overdragen. In deze module wordt de student toegerust zo goed mogelijk leiding te geven aan dit proces.

Resultaat:

Aan het eind van deze module heeft de student:

  • De geloofsoverdracht in zijn eigen gemeente geanalyseerd en een plan opgesteld om waar nodig verbeteringen te realiseren;
  • Zelf één of meer korte programma’s voor geloofsoverdracht ontwikkeld, uitgevoerd en geëvalueerd;
  • Of: een training ontwikkeld voor vrijwillige catecheten en andere geloofsoverdragers.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • De fasen in de geloofsontwikkeling van jongeren;
  • Visie op leren in deze tijd: leerstijlen en lesmethoden;
  • Theologie: de inhoud van het geloof;
  • Ondersteuning van ouders bij geloofsopvoeding;
  • Trainen en begeleiden van vrijwilligers bij geloofsoverdracht;
  • Lesgeven/didactische werkvormen;
  • Groepsdynamica: fasen in het groepsproces, communicatie, motiveren, orde houden, veiligheid in de groep;
  • Ontwikkelen van een curriculum en (les)materialen;
  • Gebed. Het belang van gebed in het jongerenwerk, verschillende manieren om met jongeren te bidden, luisterend bidden en gebed in verschillende contexten in het jongerenwerk. Dit onderdeel wordt gedaan in combinatie met het korte blok: Persoonlijke vorming.

Je krijgt antwoord op vragen als:

  • Hoe ontwikkelt het geloof van jongeren en hoe sluit je hier in je onderwijs bij aan?
  • Welke invloed heeft de cultuur (postmodernisme) op je aanpak?
  • Hoe kun je ouders ondersteunen in de geloofsopvoeding van hun kinderen?
  • Hoe functioneer je zelf als geloofsoverdrager?
  • Hoe sta je voor een groep (presentatie, orde houden, groepsprocessen zien en beïnvloeden)?
  • Wat hebben vrijwilligers (catecheten, kringleiders, etc.) nodig aan training en begeleiding en hoe bied je dat?
  • Hoe ontwikkel je een curriculum en hoe zet je hierbij bestaande methoden/materialen in?
Missionair werk: Woorden

Deze module is het eerste deel van een tweeluik over missionair werk. In dit deel gaat het over ‘woorden’. Het tweede deel zoomt in op ‘daden’. Beide zijn niet los verkrijgbaar, het zijn twee kanten van de medaille van missionair werk.

Steeds meer jongeren in Nederland zijn buitenkerkelijk en onbekend met het evangelie. Daarmee wordt het werkterrein voor en de noodzaak tot evangelisatie steeds groter. In deze module leer je hoe je evangelisatiewerk kunt opzetten en uitvoeren.

Resultaat:

Aan het eind van deze module heeft de student meegewerkt aan een evangelisatieproject en een apologetische studie verzorgd.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • Wat is ‘het evangelie’;
  • Visies op evangelisatie;
  • Inside-out tegenover outside-in;
  • De rol van de Heilige Geest in evangelisatie;
  • Kansen en bedreigingen in de tijd/cultuur voor evangelisatie;
  • Apologetiek: hoe leg je het geloof uit aan niet-christelijke jongeren, welke bezwaren en vragen leven er en hoe ga je daar op een goede manier op in;
  • Methoden, manieren en stijlen (o.a. ‘de schaal van Engel’);
  • De rol van getuigenissen;
  • Het belang van een brede visie op discipelschap.

Je krijgt antwoord op vragen als:

  • Hoe komen mensen tot geloof?
  • Hoe leg je het evangelie uit aan verschillende doelgroepen?
  • Wat is de rol van de Heilige Geest in het tot geloof komen van mensen?
  • Wat geloof je zelf eigenlijk?
  • Hoe sluit je aan bij de beelden en vragen rond geloof bij jongeren?
  • Hoe voorkom je dat je blijft hangen in ‘de tale Kanaäns’?
  • Wat zijn in deze tijd de meest gehoorde bezwaren tegen het christelijk geloof en hoe kan je daar op een goede manier op ingaan?
Missionair werk: Daden

Het tweede deel van missionair werk: de diepe noden in de samenleving en hoe je jongeren er heel praktisch bij betrekt. Want ook diaconaat, de zorg voor jongeren in achterstandssituaties én de zorg van kerkelijke jongeren voor mensen in achterstandssituaties, is een wezenlijk onderdeel van het jongerenwerk.

Resultaat:

Aan het eind van het blok heeft de jongerenwerker goed zicht op wat hij kan en wil met diaconaat in zijn eigen jongerenwerk. Na een confronterend werkbezoek (de ‘Amsterdam Exposure’) organiseer je zelf een (klein) diaconaal project met je jongeren.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • Wat diaconaat is en waarom het belangrijk is;
  • De theologische basis: het Koninkrijksdenken, barmhartigheid, gerechtigheid en dienstbaarheid;
  • Schepping en milieu;
  • Rentmeesterschap (o.a. geld- en tijdsbesteding);
  • Wereldwijde systemen: productie van voedsel en andere producten, (on)eerlijke handel en geld;
  • Concrete projecten en organisaties voor specifieke doelgroepen in Nederland;
  • Jongeren betrekken bij diaconaat.

Je krijgt antwoord op vragen als:

  • Wat weet ik van mensen in nood in Nederland en wereldwijd?
  • Kan ik uitleggen hoe wezen, weduwen, vreemdelingen, armen en de hele schepping een plaats hebben in mijn visie op missionair christen-zijn en op jongerenwerk?
  • Hoe kan ik jongeren betrekken bij diaconaal werk?
  • Welk effect heeft het op mij en mijn jongeren als we anderen gaan helpen?
Straatwerk: De dynamiek van de straatcultuur

Steeds meer christelijke organisaties werken met buitenkerkelijke jongeren. Dit ‘outside-in’ werk vraagt om andere vaardigheden dan in andere modules is aangeleerd en om een goede methodische en theoretische onderbouwing. Deze module gaat in op specifieke vragen rond straatwerk. De module is in het bijzonder geschikt voor christelijke jongerenwerkers die actief zijn in ambulant werk op straat, een laagdrempelige ontmoetingsruimte voor buitenkerkelijke jongeren of die werken met jongeren uit de zogenaamde ‘straatcultuur’.

Resultaat De jongerenwerker heeft (beginnend) inzicht in de kenmerken en de dynamiek van de straatcultuur en de problemen die zich daar voordoen. Hij is zich bewust van zijn eigen reacties op de straatcultuur en de conflicten die daarin voorkomen.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • Straatcultuur;
  • Vaststellen van je theologische en pedagogische principes;
  • Relationeel en incarnationeel werken;
  • Problemen signaleren en doorverwijzen;
  • Ambulant jongerenwerk;
  • Grenzen aangeven;
  • Orde/conflicten en angst;
  • Meidenwerk;
  • Wijknetwerk;
  • Slachtofferschap;
  • Resultaat en effect.

Je krijgt antwoord op vragen als:

  • Wat is straatcultuur en hoe ontstaat het?
  • Waar komt agressie vandaan en hoe krijg je rust in de tent?
  • Hoe win je het vertrouwen van de jongeren?
  • Wat kan je doen als je te maken hebt met intimidatie?
  • Hoe kan je slachtofferschap ombuigen naar deelname aan de maatschappij?

Met rollenspellen en colleges, maar ook door de straat op te gaan krijg je veel praktische tips en inzicht in je eigen communicatie binnen de straatcultuur. Je wordt je bewust van je eigen kaders en uitgangspunten en die van de jongeren, en je krijgt inzicht in hoe dit de interactie met hen beïnvloedt. Je leert hoe jij daarin effectief invloed kunt uitoefenen en écht kunt communiceren met die jongeren! Er is veel ruimte om je eigen praktijksituaties in te brengen en hier samen met je studiegenoten en de docenten beter zicht op te krijgen en tips op te doen in het concreet omgaan met jouw jongeren in jouw specifieke werksituatie. [/su_spoiler][/su_accordion]

Intercultureel werken: Cultuur, geloof en communicatie

In deze module leer je hoe andere culturen zich verhouden tot de Nederlandse cultuur en tot het christendom. Vanuit dat inzicht leer je beter communiceren met jongeren uit andere culturen.

Aan de hand van rollenspelen, (gast)colleges en interviews is dit een module die je echt doorleeft. Je verkrijgt inzicht in interculturele interactie, maar leert ook zelf anders waar te nemen door de ervaringen die worden gedeeld en die jij zelf zult ondergaan.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • Culturele basiswaarden;
  • Andere godsdiensten: Islam, Hindoeïsme en Boeddhisme;
  • Schaamte/schuld en angstcultuur;
  • Vreemdelingschap/vluchtelingen;
  • Groepsmechanismen van in-/uitsluiting;
  • Christelijke versus culturele waarden/normen;
  • Gedrag, intentie, interpretatie en reactie;
  • Visie op intercultureel jongerenwerk.

Je staat stil bij vragen als:

  • Hoe ga je om met mensen uit een eer-schaamte cultuur?
  • Hoe stel je je op ten opzichte van een moslimjongere?
  • Wat is bij jou eigenlijk ‘geloof’ en wat is ‘cultuur’?
  • Welke culturele en religieuze invloeden werken momenteel door in de jongerencultuur?
Vieren: (S)preken, vertellen en presenteren

In deze module werk je aan kennis, inzicht en vaardigheden in verschillende aspecten die te maken hebben met vieren met jongeren. Een belangrijk deel gaat over (s)preken, vertellen en presenteren.

Resultaat

Hier zijn verschillende mogelijkheden. Aan de hand van de behoefte van de studenten wordt bepaald waaraan gewerkt gaat worden, bijvoorbeeld:

  • Beheerst de principes van spreken in het openbaar;
  • Leert de stappen die nodig zijn voor het voorbereiden van een preek;
  • Kan een preek houden voor jongeren;
  • Kan de liturgie van een jeugddienst samenstellen en uitvoeren.

In het lesprogramma wordt aandacht besteed aan:

  • Het voorbereiden en houden van een preek voor jongeren;
  • Vieren vanuit verschillende tradities (reformatorisch, evangelisch en andere);
  • Presentatietechniek en het inzetten van hulpmiddelen;
  • Verhalen vertellen;
  • Gebeden, rituelen en symbolen in een viering;
  • Muziek;
  • Omgaan met het creëren van ‘sfeer’ en het oproepen van emotie.

Je krijgt antwoord op vragen als:

  • Op welke manier kun je jongeren boeien om te gaan (en blijven) luisteren?
  • Hoe kan je vragen en thema’s van nu verbinden met de Bijbel en geloven?
  • Hoe pak je de voorbereiding van een preek aan vanaf het Bijbelgedeelte tot en met de preek die je uiteindelijk gaat houden?
  • Een dienst of viering is meer dan een preek. Dus naast (s)preken sta je in deze module ook stil bij muziek, gebeden, rituelen en symbolen.
  • Hoe kan je een liturgie/viering opzetten die aansluit bij de leefwereld van jongeren?
  • Op welke manier kan je symbolen en rituelen gebruiken?
  • Hoe kan je op een goede manier gebruik maken van sfeer, emotie, muziek e.d. zonder daarbij manipulatief te worden?

Overige onderdelen van het studieprogramma

Persoonlijke vorming

Het belangrijkste instrument in het jongerenwerk ben jij zelf. Daarom komt investeren in en werken aan jezelf in de opleiding in allerlei vormen aan de orde:

  1. Mentoraat en reflectie
    Een van de docenten is je mentor en aanspreekpunt. Je reflecteert op elke lesdag en krijgt van je mentor feedback op dit verslag. Halverwege het jaar heb je een voortgangsgesprek met je mentor.
  2. Gebedstrio’s
    Jongerenwerkers hebben behoefte aan (gebeds)steun en intervisie. Elke studiedag begint met bijpraten en bidden met en voor elkaar in kleine groepen.
  3. Conferentie van stichting Toerusting Pastorale Zorg
    Het is van het grootste belang dat je als jongerenwerker goed in je vel zit en dat je je geestelijk en psychisch optimaal ontwikkelt. Het gaat hierbij om thema’s als een gezond evenwicht in identiteit, zelfaanvaarding, een sterke wil, gezonde grenzen en het omgaan met vergeving ontvangen en geven. Hierbij staat leren luisteren naar God en van Hem kunnen ontvangen centraal. Daarnaast is het belangrijk dat de student deze principes in zijn werk leert toepassen en overdragen.
    Om met deze thema’s aan de slag te gaan, neem je tijdens je studie een keer deel aan een conferentie van stichting Toerusting Pastorale Zorg (TPZ).
Inductieve bijbelstudie

Dwars door alle modules heen loopt een theologie- en bijbelstudielijn. Je leert stap voor stap de principes van inductieve bijbelstudie (observatie, interpretatie en toepassing). Vervolgens leer je deze stappen toe te passen op allerlei niveaus en terreinen. Of je nu te maken hebt met kerkelijke jongeren of met straatjeugd – deze methode ‘werkt’ altijd. Je komt regelmatig aan de beurt om een bijbelstudie voor te bereiden en aan je medestudenten te presenteren. Zo ontwikkel je zowel je inhoudelijke als je presentatievaardigheden. Feedback en evaluatie van deze studies spelen een grote rol in je leerproces. Je werkt door de modules heen steeds verder aan jouw specifieke leerdoelen.

Supervisie

Supervisie is een belangrijk onderdeel van de opleiding. Bij supervisie wordt gewerkt aan:

  • Integratie van het denken, voelen en handelen van de supervisant. Hiermee levert supervisie een grote bijdrage aan het belangrijkste persoonskenmerk van elke jongerenwerker, nl. authenticiteit;
  • Integratie van persoon, beroep en werkplek: hoe functioneert de supervisant met zijn persoonlijke eigenschappen en geloofsbeleving, met gebruikmaking van vakmethodiek en vanuit zijn visie op het beroep op de specifieke werkplek, met haar eigen kerkelijke kleur;
  • Leren reflecteren op het eigen handelen om vervolgens m.b.v. theoretische inzichten te komen tot kwalitatief beter handelen.

Supervisie is voor alle studenten verplicht. In overleg met de student wordt besloten wanneer de supervisie wordt gegeven: in het 1e jaar, het 2e jaar of na het 2e jaar.

Supervisie bestaat uit 10-12 zittingen van 1 uur (individueel) of 2-2,5 uur (met 2 of meer studenten). Het aantal zittingen wordt vastgesteld door de supervisor.

Supervisoren

Supervisoren moeten een LVSC-registratie hebben of studeren aan een officieel erkende supervisorenopleiding. Supervisoren kan de student vinden via www.lvsc.eu. De supervisie wordt apart betaald en verloopt niet via het Evangelisch College. De prijs is afhankelijk van de vraag of supervisie gevolgd wordt in een groepje van 2 of 3 studenten of individueel. De student moet uitgaan van een bedrag van ca. € 90,- per uur.

Werkwijze

  • Supervisor en supervisant(en) plannen 10-12 bijeenkomsten, eenmaal per 14 dagen.
  • Uiterlijk twee werkdagen voor iedere bijeenkomst ontvangt de supervisor van de supervisant een reflectieverslag over de vorige supervisiebijeenkomst en een nieuwe casus.
  • Tijdens de 3e bijeenkomst is er een klikevaluatie. De student moet dan ook zijn leerdoelen inleveren.
  • Tijdens de 5e bijeenkomst is er een tussentijdse evaluatie. Criteria hiervoor worden tijdig aan de supervisant uitgereikt.
  • Op de laatste bijeenkomst vindt de slotevaluatie plaats.
  • Wanneer de student de afgelopen 5 jaar al eerder supervisie ontvangen heeft, kan mogelijk volstaan worden met minder bijeenkomsten. Dit wordt in gezamenlijk overleg tussen student, supervisor en opleiding vastgesteld.
  • Externe supervisoren worden”door de student geïnformeerd over de Jongerenwerkersopleiding, zodat zij op de hoogte zijn van de inrichting van de opleiding.
  • Een externe supervisor schrijft aan het eind van de supervisie een korte verklaring over de supervisie, waarin hij vermeldt:
    • of aan de formele eisen (aantal zittingen en inleveren reflectieverslagen en cases) is voldaan,
    • de hoofdthema’s die in de supervisie aan de orde zijn geweest,
    • de eindbeoordeling (O – V – G).
  • Indien de externe supervisor het nodig vindt contact te hebben met de opleiding over de supervisant i.v.m. problemen die zich voordoen, gebeurt dit altijd na overleg met de supervisant zelf. Hetzelfde geldt natuurlijk wanneer de opleiding contact wil hebben met de supervisor.
  • Een kopie van de eindbeoordeling van de supervisor moet worden ingeleverd bij de administratie van het Evangelisch College in verband met de toekenning van het JWO- opleidingscertificaat.